Books from us >> Agartha -
The Earth's Inner World
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|
Mariana Stjerna maakte contact met Timothy Brooke, een Canadees, die kort
aan haar verscheen en toen dit boek “dicteerde” . Hij werd in de jaren rond
1970 door Agarthanen gered van een schipbreuk langs de kust van Canada en hij zit
nu levend en wel in Agartha.
In deze heerlijke novelle, vertelt hij opnieuw zijn verhaal en beschrijft hij het leven in dit vijf dimensionale paradijs.
In deze heerlijke novelle, vertelt hij opnieuw zijn verhaal en beschrijft hij het leven in dit vijf dimensionale paradijs.
Een verbazend boek dat gevuld is met allerlei soorten informatie die wij
zelden horen.
Mariana Stjerna:
Gered door Wezens uit de Binnenste
Aarde
Een ontsnapping naar de Eeuwigheid, of uit de eeuwigheid? Met deze gedachte
werd ik wakker uit mijn meditatie.
Ik kan misschien geslapen hebben of ik was wakker. Soms is het moeilijk om
het verschil aan te geven tussen droom en werkelijkheid. Je kunt feitelijk
werkelijkheid in je slaap ervaren. Ontastbare zaken worden daar tastbaar. Voor
mij was het een vreemde reis. Maar je bent welkom om mijn verhaal te
betwijfelen – totdat die kan worden bewezen. Ik heb geen bewijs – tot nu toe
Een grote jonge man met blond haar, vrolijke blauwe ogen, regelmatige
trekken, en een goedgevormde mond – in feite een knappe jongeman – verscheen er
toen ik mediteerde. Hij begon te praten en in mijn hoofd kon ik elk woord
verstaan. Ik was verbijsterd!
“Hi Mariana!”zei hij. “Mijn naam is Timothy, maar ik word Tim genoemd. Mijn achternaam is Brooke. Oorspronkelijk kom ik uit Seattle in de VS maar ik ben ‘geëmigreerd’ en ik woon nu in de Aarde. Je zult me waarschijnlijk eerst niet geloven maar ik denk dat ik je wel kan overtuigen. Dat is mijn missie. Het is tijd voor de mensen op de Aarde om te weten dat wij bestaan. Nu ga ik je mijn verhaal vertellen.
***
Mijn vader was een kapitein op zee. Hij bezat een kleine vrachtboot die
geregeld met zijn lading voer langs de kust tussen Seattle en Vancouver,
Canada. Ik werd opgevoed als een matroos/zeeman, best tegen mijn wil, ook al
wilde mijn moeder niet dat ik naar zee ging. Zij dacht dat haar constante
zorgen over mijn vader genoeg waren.
Mijn moeder was Zweeds en mijn vader was van een Brits geslacht. En daarom was ik twee-talig. Zij ontmoetten elkaar op een cruise midden in de 20ste eeuw(dus rond 1950) Daarna kwam ik erbij en later mijn zusje. Alle drie zijn nu dood en ik overleefde een schipbreuk toen ik negentien was. Ondanks mijn moeders tranen en smeekbeden dat ik niet naar zee moest, was ik vaders eerste matroos in deze fase, in plaats van naar het voortgezette onderwijs te gaan. Vader was resoluut maar een eerlijk man en ik hield van hem.
Een vreselijke storm kwam meedogenloos over ons heen, met golven zo hoog als een huis. Onze kleine boot had eerder stormen overleefd maar dit was net een vulkaan. We zaten dichtbij de kust, en die was rotsig en ontoegankelijk. Vader wilde zo dicht mogelijk bij de kust ankeren, dus stuurden we toch naar het land. Onze lading was timmerhout/balken en dat was zwaar maar we kwamen niet ver voordat we gevangen werden in een whirlpool/maalstroom die de boot als een handschoen optilde en tegen de dichtstbijzijnde klip gooide. Ik herinner me een vreselijk lawaai en mijn vaders anders zo strenge gezicht vlak bij het mijne.
“Ik houd van je, mijn jongen,” schreeuwde hij met tranen in zijn ogen. “Als we uit deze storm komen dan zal ik je nooit meer dwingen om nog ooit naar zee te gaan.” En dat waren zijn laatste woorden. Het schip werd uiteen gereten en ik lag in zee, klemde me vast aan een stuk hout dat op de koude golven dreef. Ik herinner me dat ik flauw viel. Vader was weg en de vier anderen van de bemanning waren verdwenen.
Plotseling voelde ik iets menselijks dichtbij, en een boot droeg me kalm voorwaarts. Was dit de dood? Ik lag onderin een bootje en probeerde me omhoog te werken op mijn ellebogen, maar voelde me direct weer naar achteren geduwd. Een vriendelijk gezicht met duidelijke kenmerken en lang, blond haar boog zich over me heen en eerst kon ik niet zeggen of het mannelijk of vrouwelijk was. Ik realiseerde me al gauw dat het mannelijk was.
De boot ging een goedverlichte soort van tunnel binnen die gedecoreerd was met schilderingen. Het duurde niet lang voor we aanmeerden bij een pier. De blondharige man en een andere met donker haar tilden me op en hielpen me aan wal. “Waar ben ik, waar is mijn vader? Waar is de rest van de bemanning? Ging het hout ook naar onderen?” De vragen spoten met een vaartje uit mij.
“Je vader kon niet meer gered worden, noch de bemanning, noch de lading. Jij hield je vast aan een blok hout die je recht naar ons toe bracht. Dat redde jouw leven. Wij stonden op de uitkijk voor schepen die schipbreuk kregen door de storm. Je zit nu binnen in de Aarde. Welkom!” De man sprak buitengewoon goed Engels.
“Ik ben Mannul Zerpa en ik neem je mee naar onze wereld om tot rust te komen.”
Toen ik jonger was, vertelde een oude zeeman me veel verhalen. Een ervan ging over een wereld die binnen in de planeet bestond en dat fascineerde me totaal. Natuurlijk dacht ik dat dit zeeman ‘latijn’ was. En toch was ik hier, zat er midden in, echt midden in een oud zeemansverhaal. Ik kneep me hard in mijn armen om veilig te stellen dat ik niet droomde. Dit kon niet waar zijn – maar was het wel.
“Wanneer kan ik terug naar Seattle? Vroeg ik.
“Dat moet je later maar weer oppakken met iemand anders. Kijk nu om je heen, je loopt op vaste grond.”
Het licht was vreemd toen we uit de tunnel kwamen of uit het hol in de rots waarin de boot was vastgelegd – een vreemde gloed in een vreemd zomerachtig landschap. Ik was Seattle uitgegaan op een donkere novembermorgen, winderig en met motregen. Er lagen toen bladeren op de grond en de hemel was grijs.
Hier was de lucht helder, met een vriendelijke zon die boven ons straalde. Glorieuze bloemen stonden langs ons pad. Het was als een prachtige morgen in een Canadees bos. Ik was heel vaak in zulke bossen geweest met mijn vader en mijn oom, toen ik jonger was, maar dit leek enigszins schaarser en lichter, met meer bloemen.
“We komen nu direct bij het dorp waar je gaat verblijven,” kondigde mijn blondharige redder aan met een lach. Mijn redder, letterlijk!
“Ik moet u bedanken,” stamelde ik. “U hebt mijn leven gered. Het is gewoon dat ik me zo verward voel. Ik zit eigenlijk in de Aarde, onder de grond, in een of ander dorp in een landbouw gebied?”
“Je zult meer ontdekken, als we daar komen,” informeerde Mannul me. “Ik heb heel veel mensen gered van de verdrinking. Jouw schip is niet het enige dat naar beneden ging achter deze bergen. Maar het is alleen de zee daar die verraderlijk is, de zee die hoort bij de buitenste Aarde. Hier binnen is hij kalm en hier het is altijd zomer.”
En daar moest ik het mee doen.
We liepen door een meest prachtig landschap dat ik ooit gezien heb, voordat we een dorp bereikten met veel ronde, grote gebouwen. Ze schenen vreemd lichtend te zijn, waarschijnlijk door de stenen waarmee ze gemaakt waren. Ik hoorde de vogels zingen in de weelderige bomen en ik zag eekhoorns en een kleine haas die wegkroop achter een graspol. Het was net als de buiten aarde, maar toch heel anders. Eigenlijk was het te volmaakt, als een film
De huizen stonden om wat een kleine marktplein leek te zijn, met een bron in het midden. We gingen een van de huizen binnen. Een hall met een boog erover heen leidde naar een half ronde kamer met ramen van vloer tot aan het plafond. De meubels in de kamer die ik modern zou noemen, waren comfortabel, prachtig ontworpen stoelen en tafels, maar anders dan de meubelen op aarde. Alles glansde alsof de meubels zelf en de muren erom heen levend waren. En het dak! Het bestond niet! Het was open bovenaan, met zonlicht dat zachtjes door de heen en weer gaande bladeren en takken scheen.
Mannul gebaarde me om op een sofa te gaan zitten bij een van de ramen zonder glas, waar ik het verbazende uitzicht naar buiten kon zien. De vriendelijke blondharige man verdween nadat hij een kop voor me neer had gezet. Hij zou spoedig terugkeren, zei hij. Hij zei me het op te drinken voordat hij terug kwam. Ik proefde de drank. Die was heerlijk, als een witte wijn met een lichte smaak van honing. De eerste mondvol vloog door mijn lichaam als een vuurpijl en ik kwam meteen bij. Lieve hemel. Ik dacht: ik word dronken! Maar dat werd ik niet, zelfs toen ik het had opgedronken. Maar, ik beleefde wel een intense helderheid van gedachte en een groot welzijn.
Toen Mannul terugkeerde was hij niet alleen. Bij hem was iemand die minstens twee meter groot was. Hij had glanzend, lang, bruin haar en was fris geschoren en lenig. Zijn enorme prachtige ogen zaten in een jeugdig gezicht, maar ik kreeg het gevoel dat hij ouder dan de tijd was! Ik stond beleefd op en boog, en hij gaf me een vriendelijke lach en omhelsde me.
“Welkom in Wonderland Ondergronds, Timothy,” zei hij. Ik weet hoe je hier kwam en nu vertel ik jou waar je bent.”
“Bent u een Wijze Meester?” onderbrak ik hem, “ik heb van die mensen
gehoord, dat ze in de Aarde bestaan.” De man lachte hartelijk.
“Er is wijsheid overal, jongeman,” antwoordde hij. “De man die gelooft dat hijzelf wijs is, is dom. Domheid probeert altijd wijsheid te misleiden. Maar als je wijsheid zoekt, hoef je alleen maar zorgvuldig om je heen te kijken. Dat natuur zit vol wijsheid waar de bewoners van de oppervlakte hun best voor doen om die te verwoesten. “
“Wie bent u dan?” vroeg ik, zo weetgierig als gewoonlijk.
“Mijn naam is Dariël. Je hoeft niet meer te weten dan alleen dat. Ik ben een van de negen van het Comité hier. Wij verwelkomen je hier en ik vraag me af of je een paar dagen hier wilt blijven als een geëerde gast van de oppervlakte.”
Ik boog weer en accepteerde de uitnodiging. Je slaat zo’n uitnodiging niet af.
“Willen jullie mij helpen om daarna weer naar huis te gaan?” vroeg ik. “Mijn moeder zal zich grote zorgen maken of ik net als de rest ben verdronken.”
“Ja, we zullen je helpen om weer thuis te komen, als je daar nog steeds naar toe wilt gaan.” Dariël keek me levendig aan. “We dwingen niemand om hier te blijven, maar weinig mensen gaan terug naar huis en zij die het wel doen worden nooit geloofd als ze de mensen over ons vertellen.
“Dit is een prettige plaats om in te wonen. Wij vechten niet over geld en voor de meeste van onze behoeftes wordt gezorgd. Wij letten op de oppervlakte en de mensen daar. We weten dat hun veronderstelde ontwikkeling hen alleen maar rampen heeft gebracht. Alles is hier gemakkelijker. Je gaat het er heerlijk vinden.
Dariël stopte en pakte mijn handen Hij keek recht in mijn ogen en ik was gevuld met een onbeschrijflijke innerlijke vrede. Ik was nog verdrietig over mijn vader en het missen van mijn moeder en Kleintje (zus: Littl ùn) mijn zusje. Maar in een flits verminderde mijn verdriet en verlangen en wilde ik meer weten over dit bijzondere land waar ik in zat. Het was alsof ik door een engelenvleugel zacht werd geaaid, wat me blij en vredig liet worden. In de verte speelde zachte muziek en helemaal geen moderne muziek van boven de grond, meer zoals Mozart of een van de oude meesters.
“Mannul zal je meenemen op een rondrit langs onze grenzen, en dat zal enkele dagen vanaf nu beginnen. Eerst zul je Telos bezoeken en daar is het waar de oppervlakte bewoners eindigen als het gebeurt dat ze in onze wereld vallen.
“Timothy, ik ben jouw vriend. Roep me op als je vragen wilt beantwoord hebben, of hulp van enig soort. We zullen elkaar weer tegenkomen als de tijd daar is.”
Agartha – Een paradijs in de Aarde
“Een land waar verdriet niet bestaat!” riep ik uit, terwijl Mannul me door
een dorp heen voerde dat als een grote glimlach was neergelegd. Mannul
grinnikte ook.
“Je hebt gelijk,” antwoordde hij. “Maar de meeste mensen die hier wonen zijn gewoon normale mensen zoals jij en ik. Er is wel verdriet maar die wordt hier anders behandeld. Jullie laten die je domineren, maar wij beheersen verdriet en tegenslagen. Vriendelijke handen reiken naar je uit als je hulp nodig hebt – stoffelijk of psychologisch.
“Aan de oppervlakte hebben jullie de vreugde nog niet ontdekt om elkaar te helpen. Jullie gedachten gaan over geld. Hulp kost geld en niet iedereen kan dit zich veroorloven. Maar Tim, iedereen heeft een hart en dat kost niks. Je hoeft er alleen maar naar te luisteren. Jullie hart geeft jullie goede raad maar jullie moeten dezelfde taal spreken. Ervaring en begrip zal jullie helpen.”
Ik weet niet meer wat er vervolgens gebeurde; het ging allemaal zo snel! Mannul hield mijn hand vast en ik voelde me als een bezorgde, verwachtingsvolle zevenjarige, die voor de eerste keer naar school ging. Ik had niet veel tijd om het landschap te zien dat voorbij vloog. In een gedeelte scheen er water onder me te zitten en kleine witte ganzen (zoals wij ze thuis kenden) die op het donkerblauwe water dobberden. Toen kwam er zand zoals op gouden zandstranden, en tenslotte emerald-groen gras. Ten slotte, met een lichte plof, landden we.
“Kijk om je heen!” barstte Mannul los.
Dat deed ik. Als Mannul mijn hand niet had vastgehouden, was ik waarschijnlijk in onmacht geraakt, en er was echt een oorzaak voor mijn verwarring. De lucht en heerlijke omgeving waren levend – niet met een vredige, eeuwige ademhaling, maar totaal tastbaar, levend en bijna wild. Iedere aparte struik, boom en bloem produceerde geluid, en dat grensde aan een kakafonie. Kleine figuurtjes zweefden zachtjes heen en weer en rond en rond. Ze weefden hun pad tussen de planten en naar de planten en er in.
De zomerweide was op meer dan een manier levend.
Elementalen en mensen mengden zich samen hier. Ik kon mensen zien- volwassenen en kinderen – en ik kon bezielende muziek horen. Iedereen danste.
“Dansen ze midden op de morgen?” vroeg ik, lichtelijk geschokt over zulk enthousiasme, zo vroeg op de dag.
“Natuurlijk!” antwoordde mijn gids die naar me keek alsof ik gek was. “Als iemand onder het werk wil dansen, dan organiseren we een hop/dans en zingen we.”
“Komt dan alles nog klaar?” Ik probeerde er achter te komen.
“Meer dan als we niet zouden dansen,” was zijn antwoord. Ik zuchtte. Dit was een ander land en ik moest open zijn voor nieuwe ideeën. Alle landen hebben hun eigen gewoontes en dit was net zo echt aan de binnenkant van de planeet dan aan de buitenkant. Maar er waren enorme verschillen.
We stonden daar een tijdje en keken naar het dansen. Het was net zoiets als volksdansen, echt, alhoewel ik alleen Canadese en Zweedse volksdansen gezien heb, dus ik wil niet zeggen dat ik een expert ben. De musici dansten terwijl ze speelden en hun violen en andere instrumenten die ik niet herkende, klonken als volksmuziek uit Dalarna, Zweden waar mijn grootmoeder woont. Ik had mijn grootmoeder een paar jaren niet opgezocht maar ik herinnerde me hoe prachtig de Zweedse midzomer was. Dit was net zo, maar zonder dronkenschap of gevechten.
Ik keek onderzoekend naar Mannul en grinnikend nam hij mijn hand en zwaaide ons tussen de dansers. Al snel hield ik een zachte, vrouwelijke hand vast en keek naar een lachend jong meisje dat me rondzwaaide. Maar de dans duurde niet aldoor, ondanks dat ik dat wilde. Mijn “ondergrondse” gids trok me er na een tijdje uit weg.
“We moeten door! “riep hij uit en lachte om mijn teleurgestelde uitdrukking.
Een absoluut liefelijk landschap ging voor mijn verrukte ogen langs en we
kwamen bij een dorp aan. Daar waren minder huizen maar toch in dezelfde stijl
gebouwd: bijenkorf stijl, zoals ik dat noemde, alhoewel ronder dan bijenkorven
en zonder de daken. Ik vroeg me af of ze hier ook regen, stormen of sneeuw
hadden.
“Nee,”Mannul las mijn gedachten (ook dat nog!). “Wij hebben hier een volmaakt klimaat. We hebben hier wat je een vroege zomer kunt noemen, het hele jaar door en eigenlijk is alles in volle bloei.
“Hoe kan het dat jullie een volmaakt klimaat hebben terwijl wij regen, sneeuw en stormen op Aarde hebben?” Ik vroeg me dat verrast af.
“Dringt ons weer niet ergens door?” Mannul bulderde van het lachen. Ik begreep niet waarom hij lachte. Er was een bankje dichtbij en hij gebaarde me erop te gaan zitten. En zo legde hij me het klimaat van onder de grond uit.
“Alles heeft met geloven/denken te maken,” zei hij. “Wij voelen ons hier totaal
veilig. Er is geen vrees, zorg, kwaad, nijd of jaloezie. Wij hebben geleerd om in
totale veiligheid te wonen en te geloven in een eeuwige Kracht die hier altijd
is om ons te helpen en te beschermen. Negativiteit verstoort de lagere
atmosfeer en de stratosfeer. Weerspatronen weerspiegelen gedachte patronen.
Verwoesting op de oppervlakte van de Aarde komt omdat meteorologische krachten net zo verwoestend zijn. Die worden veroorzaakt door het milieu dat verre van harmonieus is. Er is een godsdienstig conflict. Nijd en verdachtmaking door geld aangejaagd en door drugs, verwoesten eerder dan dat ze opbouwen. Als we het goede en slechte op Aarde tegen elkaar afwegen, mijn beste Tim, dan verliest het goede elke keer weer.”
“Goeie hemel!” ik riep ik niet gelovend uit. “Je bedoelt toch niet dat het
weer afhangt van hoe mensen denken? Zeker wordt het weer geheel geregeld door
andere krachten.”(ik kon niks anders bedenken dan de Nationale Weer Dienst,
maar ik voelde ook dat het niet helemaal was wat hij bedoelde in zijn hele
verhaal.)
“Je kunt zeggen dat we hier in de schoot van de Aarde zitten,” zei Mannul
lachend. “Dit op zichzelf vertegenwoordigt veiligheid, want jullie ongunstige
condities kunnen de dikke korst tussen ons niet penetreren. Wij eren, danken en liefkozen Moeder Aarde
letterlijk elke dag en omgekeerd zorgt zij voor bescherming en liefde. Jullie
oppervlakte bewoners zouden je beter voelen als jullie je op je tegenhangers
zouden richten in Agartha (dit is de naam van deze binnenste wereld) en kracht
zouden krijgen van hier als jullie gedeprimeerd of verontrust zijn. Als jullie
maar aan ons om sterkte zouden vragen.”
“Maar we weten niks van jullie, “antwoordde ik bitter. “Hoe kunnen we iemand vragen om hulp als we niet weten dat ze bestaan?”
“Dan is het tijd voor ons om de mensen op Aarde te benaderen,” was het antwoord. “We willen alleen niet degenen die zaden van afscheiding en onenigheid rondzaaien, aanmoedigen. Daarom hebben wij onszelf zo lang afgesloten. En ook dit, wat is er met die God die jullie aanbidden? Hij wordt over de hele wereld vereerd met grote pracht en praal. Jullie bidden naar hem, vechten oorlogen uit namens hem, argumenteren over hem en leggen alle schuld aan zijn voeten. Wat voor soort godsdienst is dat? Jullie denken misschien dat het logisch is, maar wij niet. Daarom zou het moeilijk zijn om Aarde mensen hier te halen, behalve als ze specifiek zijn gekozen, of mensen zijn die hier kwamen zoals jij.”
“Ik wil naar de oppervlakte terugkeren en iedereen over jullie vertellen,” zei ik.
Mannul knikte alleen maar, en hielp me op van de bank.
Ik kon niet veel mensen zien in dit dorp. Er speelden kinderen op dezelfde manier als kinderen op de oppervlakte spelen. Er waren zandkuilen en schommels en volwassenen die voor hen zorgden.
Er waren zwemvijvers waar kinderen aan het zwemmen waren. De baden waren prachtig, met glijbanen waar kinderen van houden. Bladerige vegetatie omringde kleine, zanderige hellingen van waaraf kinderen het water in konden glijden. Er waren opwindende, kronkelige stenen stapjes om naar boven te rennen en naar beneden en langs de kant. De kinderen schenen in een sprookjesland te wonen.
”Er zijn hier maar weinig kinderen,” begon ik. Ik vroeg me af hoe ze hier kwamen, maar ik durfde dat niet te vragen. Mannul barstte weer in lachen uit, waar ik nu gewend aan raakte.
“Luister naar me, jonge man!” snoof hij wild voor hij verderging. “Heb je seks lessen nodig? Dat is hier hetzelfde als op de oppervlakte. Maar wij noemen dat hier Liefde, wat boven zeldzaam is. Seks is daar ontaard. Hier is het iets positiefs dat wij eerbiedigen. We hebben geen huwelijk, maar een ‘vereniging’ van lichaam en ziel. En een vereniging is altijd een goed excuus voor een feestje.”
“En ontrouwheid, vergissingen, indiscreetheid, scheidingen…” ging ik verder.
Lachen bubbelde uit Mannul omhoog toen hij antwoordde, “Je hebt het weer mis, zoon. Die woorden bestaan niet in onze vocabulaire. Daar boven leven jullie alsof je alleen maar lichaam bent. Wij zijn zielen met een veel hoger niveau van bewustzijn. Maar wij hebben net zoveel plezier als jullie – het verschil is dat wij ons hele leven bijeen blijven.”
“Honderden jaren,” nu grinnikte ik, “jullie hebben dan veel tijd om doodmoe van elkaar te worden. Jullie moeten steeds andere dingen uitproberen… zelfs met seks, nietwaar?”
“Ik zie niet in waarom.” Mannul scheen het echt niet te begrijpen. “Zo werkt liefde hier helemaal niet. Kom mee, laten we verder gaan. We gaan naar een soort van symposium dat ze houden onder Mount Shasta in Telos. Ze spreken daar over oppervlakte bewoners, dus ik wil dat je er met me naar toe gaat.”
Ik was erg nieuwsgierig. Misschien kon ik de oppervlakte van de Aarde van daaraf bereiken. Toch lag Mount Shasta in Californië en ik wilde naar huis in Seattle gaan. Er zouden wel vluchten zijn maar ik had geen geld. Zo zei ik het ongeveer.
“Maak je geen zorgen, zoon. We zoeken het wel uit. Als je naar huis wilt en de anderen zijn het er mee eens, dan vinden we wel geld voor de reis. Laten we een ding per keer doen.
“Ik dacht over het ongelooflijk leuke meisje na waar ik mee had gedanst en dacht erover om te blijven. Mannul las gemakkelijk mijn gedachten, maar hij gluurde naar me en grinnikte.
“Haar naam is Sisilla,” zei hij.
Een belangrijke missie voor Tim
De rest van de reis ging met een hovercraft zoals die wordt genoemd en die
was dubbel zo snel. Ik had niet veel tijd om mijn omgeving te bekijken, slechts
glimpen van bergen, bossen en meren waar hij langs vloog – of waar wij langs
vlogen. Het was leuker dan met een
vliegtuig te vliegen. We landden met een
plons in het kanaal, niet met een heftige plof maar zachtjes, als een dansen in
het Zwanenmeer.
Hier, ten slotte was een huis dat eruit zag als een huis. Het was laag en uitgerekt gebouwd in het rond, maar ik kon ook hier geen dak zien. Het was een glinsterend rose – ongewoon voor een huis. Erom heen waren massa’s van prachtig gearrangeerde bloemen, in allerlei voorstelbare kleuren.
“Dit is wat je een Stadshuis kunt noemen. Wij noemen dit het Vergaderhuis. Soms hebben we plan-vergaderingen en organiseren we hulp. Hier is het waar je kunt vragen voor hulp om naar huis te gaan.”
We gingen naar binnen. Ik was overweldigd door de schoonheid die ik in het gebouw tegenkwam. De muren waren beschilderd met prachtige natuurlijke beelden, en tussen de flagstones op de grond groeiden lage, groene planten met witte en gele bloemen. Er waren grote en gracieuze, vrij menselijke vormen die overal rondgingen.
We gingen een trap met een spiraal op naar boven in het centrum van de ruimte. Het gebouw had geen dak en de topverdieping bestond uit een soort van opgehangen platform. Ik bewoog me niet want dat zou me zeeziek hebben gemaakt. Mannul glimlachte en greep mijn arm en voerde me naar een grote, luchtige, duidelijk zwevende kamer Daar waren negen mensen, mannen en vrouwen. Ze zaten in een kring in comfortabele stoelen, ieder had een klein groen tafeltje voor zich staan. Er waren overal bloemen. De muren bestonden uit samen geweven takken, sommige met exquisiete bloesems.
Toen zij ons zagen, bracht iemand ons twee stoelen, en vroeg ons om te gaan zitten. Dat was heel goed, want mijn benen voelden aan als gelatine. Ik merkte een eerbiedwaardige persoon op die in het midden zat, zijn blauwe ogen richtten zich op mij. Zijn haren en baard waren lang en wit, maar zijn gezicht had geen rimpels, en hij leek jeugdig en blij. Hij hief zijn hand op in een begroeting en ik deed het ook.
“Welkom, jonge man van de oppervlakte van de Aarde,” zei hij in het Engels met een heldere stem. “Ik ben Arniël, leider van het symposium. We hopen dat je blij bent en dat je bij ons wilt blijven.
“Ik ben verbijsterd en verrukt bij alles wat ik gezien heb,” antwoordde ik ,”maar ik mis mijn moeder en mijn zusje, en ik wil graag naar huis gaan en hen allereerst bezoeken. Daarna zou ik graag hier naartoe terugkeren en voor goed blijven.”
“Jouw wens wordt ingewilligd,” zei Arniël,” Er is echter een conditie. Wij willen graag dat de oppervlakte mensen weten dat wij hier zijn. Je bent welkom om terug te keren maar eerst moet je de boodschap verspreiden van ons bestaan.”
“Ze zullen me nooit geloven,” mompelde ik, maar Arniël hield zijn hand omhoog.
“Geef nooit op, wat ze ook denken. Als je in problemen komt zullen we je komen redden. Het is tijd om de oppervlakte bewoners te vertellen dat wij hier zijn en dat ze niet alleen zijn. Wij hebben geen wens om deel te nemen aan hun vervuiling en andere ellende. Benadruk dat alsjeblieft. Als zij doorgaan zal dit hun eigen vernietiging veroorzaken, totale uitsterving. Dit zal de planeet zelf niet beïnvloeden maar wel de mensen. Het zal serieus zijn en het zal spoedig gebeuren.”
“Kunnen wij niet gered worden?” vroeg ik me af, verschrikt.
“We hopen het. We werken eraan om de Aarde te helpen, want anders worden wij er misschien ook door beïnvloed. Jij moet onze boodschapper zijn, Timothy.”
“Ik zal mijn best doen,” stamelde ik.
De indrukwekkende Oudere stak een kleine fluitje naar me uit. “Als je in
problemen komt blaas dan hierop. Je zult niks horen maar het signaal zal ons
bereiken met de snelheid van gedachte. Verlies het niet.”|
Ik boog en bedankte hem telkens weer en weer stopte Arniël me lachend, met zijn hand . “Maak je geen zorgen over geld, mijn zoon. Mannul zal je voldoende geven. Je moet er misschien lange tijd blijven. Hij zal je zo ver brengen als het portaal op Mount Shasta.”
Mannul trok aan mijn mouw en ik boog een beetje sneller dit keer. Ik had geen tijd om te zien wie de anderen waren aan de groene tafeltjes, maar ik weet zeker dat ik hen niet kende. Ik voelde me totaal verbijsterd.
“Je moet wat passende kleren hebben,” zei Mannul, terwijl hij naar mijn dunne witte shirt keek en mijn strakke, blauwe broek. Hij dreef me door het gebouw heen een klein straatje in, recht naar een kledingmaker. Hij kon niet anders zijn geweest; er hingen overal kleren. Een man verscheen uit het binnenste ervan en groette Mannul warm.
“Breng de jongen wat aardige kleding,” zei mijn gids. “Geef hem een zak dat gevuld is met alles dat hij nodig heeft voor een bezoek op Aarde. En een van die beurzen die ze bovengronds gebruiken. Ik zal er geld voor hem in doen.”
“Ga ik direct naar Californië?” vroeg ik.
“Ja, er zijn regelrechte vluchten van daar naar Seattle.”
“En als ik terug wil komen?”
“Die brug gaan we over als we daar aan toe zijn. Laten we een ding tegelijk doen. De kleermaker zal je eerst een uitrusting geven. Ik zal hier op je wachten.”
Ik ging terug naar mijn gids en droeg een jeans, een bleek blauwe pullover
en een marine jack en ik voelde me lichtjes lomp toen ik Mannuls enkel lange
toga zag. Tegelijkertijd voelde ik me geweldig, en ongelooflijk blij om naar
huis te gaan om mijn dichts bij zijnde familie en dierbaarsten te zien. Mannul
gaf me een dikke beurs mee. Daar zat ook mijn paspoort in. Ik heb geen idee hoe
hij die had kunnen krijgen.
“Het is een nieuwe paspoort dat we maken in de stijl van de oppervlakte. Denk je niet dat wij weten wat er nodig is om de lange arm van de wet te vermijden?”
Nou, duidelijk was ik nog niet zo ver gekomen. Ik kloste achter Mannul aan, mijn rugzak was een zeker gewicht op mijn rug. We draaiden een weg rond in het pittoreske stadje Telos en bereikten een tunnel. Daar waren enkele kleine voertuigen en Mannul en ik gingen in een ervan. Hij drukte enkele knoppen in en het begon onmiddellijk te rijden.
“Geef het niet op, hoe onvriendelijk de mensen ook zijn,” waarschuwde hij. “en als je op een of andere manier een Aarde meisje ontmoet, vertel haar over ons. Zij is het alleen waard haar hier te brengen als ze jou gelooft.”
“Ik wil misschien thuis blijven,” zei ik , “mijn moeder heeft misschien hulp nodig. Ze leeft van een weduwenpensioen, en dat is niet zoveel.”
“Ik vraag de sterren om leiding,” zei Mannul terwijl hij me een schrandere blik gaf. “Je moet terug komen om alleen al Ariël het rapport te geven. Als je terug wilt komen daarna, als je weer naar de oppervlakte terug wilt gaan, dan bespreken we dat dan wel. Ik denk niet dat het dat is wat de sterren voor je in voorraad hebben.”
“Welke sterren? “ vroeg ik en keek rond in de tunnel. Er was slechts een zwak flikkerend licht van een van de lantaarns. Maar Mannul lachte gewoon en de tunnel werd lichter.
De truck stopte voor een lange trap. Ik gaf mijn vriendelijke metgezel een omhelzing als afscheid en begon de trappen op te gaan. Ik versnelde mijn stappen terwijl ik klom. Tenslotte stond ik op een platform en een ijzeren deur ging open naar, wat ik in die tijd wist, dat Leven was. Ik liep langzaam in de regen en wind aan de grote bergzijde. Mount Shasta zag weer een ander klein mens dat zijn donkere omhelzing verliet en zijn weg zocht naar wat bekend staat als werkelijkheid.
Verdrietige zaken in Seattle.
Ik herinner me niet dat ik beneden kwam op Mount Shasta, maar aan de voet
van de berg was een klein stadje, compleet met motels en winkels. Ik reisde van
daaraf met bus en taxi naar de dichtstbijzijnde passagiers airport en zat
spoedig in een prettige stoel op een
vlucht naar Seattle. Ik dacht aan mijn
moeder en zusje, en er was heimelijk een
traan die langs mijn wang rolde toen de stewardess kwam met de drank
kaart. Ik herinnerde mijn moeder als een blonde, grote mooie vrouw die krullend
blond haar had met een paar grijze strengen
die om een zacht, rozig gezicht hingen met ogen als viooltjes. Mijn
lieve moeder was niet alleen attractief maar meer gevoelig, warm en liefdevol!
En dat roodharige, ondeugende Kleintje, een jongere zuster om trots op te
zijn, maar die nog de bescherming nodig had van een oudere broeder. Zij was
altijd maar gewillig om op idiote grapjes met haar vriendinnetjes in te gaan. Toen ik thuis wegging, was zij zeventien en te
populair met de jongens. Mijn familie was alles voor mij en ik miste hen
intens.
Hoe dichter ik bij huis kwam, hoe bezorgder ik werd. Ik kwam natuurlijk thuis met een goed gevulde beurs wat ik zou moeten uitleggen. Ik was heel knap gekleed en veel wijzer dan toen ik wegging. Maar je verdient geen geld op de hoge baren op zee. Nou, ik moet verhaaltjes bedenken voordat ik de waarheid zou durven vertellen. Toen herinnerde ik me dat ik feitelijk hier was OM de waarheid te vertellen en, zuchtend beëindigde ik de royale hoeveelheid voedsel dat in het vliegtuig werd geserveerd. Tot mijn opluchting was het geen rundvlees, maar fijne plakjes kip me veel groentes. Na een vegetarisch dieet reageert je maag op wat we normaal voedsel noemen, specifiek op vlees.
Ik kende de Seattle airport goed. Seattle ligt aan de kust en ons huis is vlak bij de grote haven waar de vrachtboten worden afgemeerd. Ons huis, zoals velen in het gebied, had zijn eigen steiger. Toen ik neerstreek uit de airporttaxi, floot ik het meest blije deuntje dat ik kende. Wat een groots gevoel! Ik was weer terug op mijn geliefde plekje uit mijn jeugd.
Ik belde aan. Ik kuste de deurknop en belde opnieuw. Ik belde de speciale
code die mijn zus en ik altijd gebruikten. Niemand antwoordde. Moeder en
Little‘un waren beiden uit huis en ik had geen sleutel. Toen hoorde ik een stem
van een vrouw die ik kende. Het was de vriendelijke dame van de buren die ik
kende als grote Tillie. Ik draaide me om en daar was ze. “Is dit echt Timothy
Brooke? Was jij niet verdronken? Ben je een geest?”
“Ik ben alive en kicking, levend en wel. Ik ben niet verdronken, maar al de
anderen deden dat wel. Ik heb geen kans gehad om met mijn familie contact te
leggen. Weet jij misschien waar ze zijn?”
Ik dacht dat Tillie zou flauwvallen en ik legde mijn lange arm om haar
schouders om haar te ondersteunen. Zij barstte in huilen uit.
“Je bent drie jaren weggeweest, “ snikte ze. “Je moeder en zus zijn allebei dood. Je zus was net voordat het vreselijke nieuws kwam in het geheim getrouwd. En zij stierf terwijl ze zes maanden na haar huwelijk een baby kreeg. Je moeder werd ziek toen ze hoorde van de schipbreuk en zij stierf een paar maanden later. Ik denk dat zij van verdriet stierf nadat ze haar hele familie had verloren. Het huis stond al een lange tijd te koop maar het is nog niet verkocht, dus ik denk dat het nu van jou is. Jouw schoonbroer, Bertie verhuisde naar Vancouver. Ik denk dat hij daar weer getrouwd is.”
“Ik denk dat ik het adres heb van de advocaat je moeder. Kom binnen dan maak ik wat thee voor je om je te versterken. Je kunt hier blijven totdat je het hebt uitgezocht allemaal.”
Ik ging mee met die vriendelijke, oude Tillie. Een koude hand had zich om
mijn hart geslagen. Ik had geen familie meer over. Er was alleen maar ik. Ik
was de eenzaamste persoon in de hele wereld. Ik zonk op Tillie’s sofa neer en
huilde. Deze keer waren het geen tranen van geluk. Het speet me voor mezelf,
alhoewel ik wist dat dit niet zou helpen en ik was overweldigd door verdriet. Ik had toch nog een moeilijke missie uit te
dragen ondanks al dit slechte nieuws.
Tillie was een grote hulp. Ze belde meteen de advocaat en ik nam een taxi om de huissleutels op te pikken. Hij was nog niet in staat geweest om het huis te verkopen zonder bewijs of er iemand was die het had geërfd. De advocaat was in geen haast geweest om dat te onderzoeken. Hij scheen ook opgelucht dat ik was teruggekomen en dat Tillie voor me kon instaan. Dus nu had ik een dak boven mijn hoofd.
Het voelde heel raar toen ik het lege huis binnenging. Mijn oude slaapkamer was stoffig en niet netjes, precies zoals ik die had achtergelaten. Kleintje haar kamer was veranderd. Er lagen babydingen in, inclusief een wiegje – waarschijnlijk onze oude wieg. Op een tafel was een niet afgemaakt baby vestje neergegooid, waarschijnlijks het werk van mijn moeder.
Dit was het, meer stond er niet. Ik probeer het hele boek nog te pakken te
krijgen.
winny
No comments:
Post a Comment